De vreemdeling van Galilea

 


Eens stond ik verzonken in diep gepeins,
Aan de kust van de blauwe zee.
Toen rees voor mijn ogen het lieflijk beeld,
Van de Vreemd’ling van Galilee,
Ik zag hoe het volk zich om Hem verdrong
Wijl Hij wonderen deed met kracht.
De blinden en lammen genas terstond,
Door ‘t woord zijner liefdemacht.


Toen ik hulpeloos vlood tot die sterke Vriend,
Die kan redden van zorg en wee,
Omstraalde de tedere liefde mij,
Van de Vreemd’ling van Galilee,
Zijn vriend’lijke blik rustte zacht op mij,
Toen ik weende in bitt’re smart,
Hij richtte mij op uit het zondeslijk,
En Vertroostte mijn moede hart.


Hij sprak tot de golven: “Weest stil en zwijgt,”
Toen Verstomde de woeste zee.
Het woord van Gods Zoon was met grote kracht,
Van de Vreemd’ling van Galilee,
Mijn zonden en krankheên droeg Hij voor mij,
En vervulde mijn ziel met vree,
Mijn leven houdt Hij in zijn trouwe hand,
Hij, de Vreemd’ling van Galilee.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *